De zelfredzaamheid van een persoon kan geleidelijk of plotseling achteruitgaan als gevolg van cognitief en fysiek verval of zelfs misbruik. Waaruit bestaat de rechtsbescherming van personen in moeilijkheden en welke procedure volgen?
Wanneer een persoon niet meer in staat is om voor zichzelf te zorgen zijn er verschillende beschermingsmaatregelen mogelijk die zowel voor de verzwakte persoon als voor haar familieleden openstaan: het buitengerechtelijk mandaat en de gerechtelijke bescherming. We hebben een eerste artikel gewijd aan het buitengerechtelijk mandaat (zie referentie hieronder), hier beschrijven we de modaliteiten van de gerechtelijke bescherming, de te volgen procedure, de rol en de taken van de betrokken partijen.
Van meet af aan moet duidelijk worden gemaakt dat men de wettelijke leeftijd moet hebben, maar dat er geen andere leeftijdsvereisten zijn om van deze maatregelen te kunnen genieten.
De verschillende maatregelen van wettelijke bescherming
Dit wordt aangeduid als voorlopig beheer van goederen of personen (artikels 488bis e.v. van het Burgerlijk Wetboek).
De te beschermen persoon wordt daarom “onder toezicht” geplaatst.
In dit systeem van rechtsbescherming zijn er twee maatregelen: bijstand en vertegenwoordiging.
– De “bijstand” staat de beschermde persoon toe bepaalde handelingen zelf te verrichten, zij het niet zelfstandig.
Ofwel moet de door de vrederechter aangestelde bewindvoerder vooraf zijn akkoord hebben gegeven, ofwel moeten de beschermde persoon en de bewindvoerder samen de akte ondertekenen. Als de beschermde persoon bijvoorbeeld haar auto wil verkopen omdat zij die niet meer nodig heeft, moet het koopcontract dus door 3 personen worden ondertekend: de koper, de bewindvoerder en de persoon zelf.
Dit systeem wordt nauwelijks gebruikt. De meeste beschermde personen worden via het onderstaande systeem van vertegenwoordiging onder beheer gesteld.
– De “vertegenwoordiging”: de beschermde persoon kan bepaalde handelingen die zijn toevertrouwd aan de bewindvoerder die hem vertegenwoordigt niet zelf verrichten.
In het vorige voorbeeld zijn het dus ALLEEN de bewindvoerder en de koper die het verkoopcontract ondertekenen wanneer de auto wordt verkocht.
Wie kan de gerechtelijke bescherming aanvragen?
Deze gerechtelijke bescherming, of het nu gaat om goederen, personen of beide, kan worden gevraagd door “elke belanghebbende”.
In de meeste gevallen zijn het de familie, vertrouwelingen, buren, een notaris of zelfs de procureur des Konings die op de hoogte zou zijn gebracht van de situatie. De persoon zelf kan, als zij het gevoel heeft dat haar gezondheid evolueert in de richting van een handicap, vragen om een ontmoeting met de Vrederechter om een beschermingssysteem te organiseren dat aangepast is aan haar situatie.
Hoe ga je te werk?
Dit verzoek wordt door middel van een verzoekschrift bij de vrederechter ingediend. Dat document is beschikbaar bij het vredegerecht. Er moeten de nodige gegevens worden ingevuld om de rechter en zijn griffie in staat te stellen zich te informeren over de situatie van de betrokkene (contactgegevens van de familie en informatie over het te beheren vermogen).
Op straffe van onontvankelijkheid moet bij de aanvraag een gedetailleerd medisch attest gevoegd worden gevoegd dat niet ouder is dan 14 dagen en waarin de gezondheidstoestand van de te beschermen persoon wordt beschreven.
Dit attest is zeer belangrijk omdat het de medische situatie van de te beschermen persoon weergeeft. Zoals hierboven vermeld, moet het minder dan 14 dagen oud zijn en moet het de toestand van de persoon nauwkeurig beschrijven. Het moet ook de gevolgen van deze gezondheidstoestand voor het goede beheer van eigendommen of de persoon verduidelijken. De standaardformulieren voor medische attesten zijn verkrijgbaar bij het vredegerecht.
Het verzoekschrift moet worden ingediend bij het vredegerecht van de woonplaats of verblijfplaats van de te beschermen persoon, d.w.z. de plaats waar zij zich bevindt. Als de persoon in het ziekenhuis is opgenomen en een verzoek wordt gedaan door een maatschappelijk werker van de kliniek zal de vrederechter van het kanton waar de kliniek is gevestigd worden gevraagd om de maatregel te nemen.
Draagwijdte van de aanstelling van een bewindvoerder voor de goederen of de persoon
De rechter die in een vonnis het bevel geeft, benoemt een bewindvoerder van het onroerend goed of de persoon.
De wet van 17 maart 2013 moedigt de aanstelling aan van een gezinsbewindvoerder (d.w.z. een familielid van de te beschermen persoon zoals dochter, zoon, broer of zus), maar rechters kunnen, afhankelijk van de omstandigheden, kiezen voor een “professionele” bewindvoerder, met name om redenen van neutraliteit. Meestal is dat een advocaat.
De rechter kan ook nog een vertrouwenspersoon aanwijzen. Deze persoon, dikwijls een familielid, is de tussenpersoon tussen de beschermde persoon en de bewindvoerder.
Het vonnis grenst de opdracht van de bewindvoerder van het onroerend goed af door heel duidelijk aan te geven wat hij wel en niet kan doen, in overeenstemming met de wet.
Zo regelt de vrederechter bijvoorbeeld uitdrukkelijk het vermogen van de beschermde persoon om haar eigendom te verkopen, een lening aan te gaan of een testament op te maken (Artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek).
Concreet zal de bewindvoerder de activa en de dagelijkse bankrekeningen en uitgaven beheren. Hij heeft dus als enige toegang tot de rekeningen en hij kan een “zakgeld”-rekening openen voor de beschermde persoon, waarop hij wekelijks of maandelijks een bedrag stort om kleine aankopen te doen, voor zover de persoon nog handelingsbekwaam is. Belangrijke uitgaven (water, elektriciteit, verzekering en huishoudelijke uitgaven) worden uitsluitend door de bewindvoerder gedaan. De onder curatele gestelde persoon zal enkel de zakgeldkaart kunnen gebruiken, hetgeen het risico op afpersing sterk beperkt.
De bewindvoerder moet het geld van zijn beschermeling zo goed mogelijk moeten beheren (de beste contracten voor verzekering en contracten kiezen, de belastingaangifte en documenten om in aanmerking te komen voor sociale bijstand correct invullen of contact opnemen met het ziekenfonds). De opdracht is zeer omvangrijk. Er moet dus volledig vertrouwen heersen tussen de partijen.
De bewindvoerder moet jaarlijks een verslag met een overzicht van alle kosten die zijn gemaakt voor de persoon in kwestie, met bewijsstukken, indienen bij de Vrederechter. Hij moet een reeks vragen beantwoorden (is de beschermde persoon verhuisd en zijn gemaakte schulden correct vereffend?). Na misbruik door sommige bewindvoerders zijn de controles versterkt.
De vrederechter kan de bewindvoerder ook vragen stellen over het beheer van de goederen of aanbevelingen doen (zoals hem vragen om geld op een spaarrekening te zetten).
De maatregel blijft lopen zolang de vrederechter ze niet beëindigt.
© secunews – https://www.secunews.be